6.9.06

Kèrmis


Dat was toch altijd een feest bij ons thuis.
Door de jaren heen zijn veel familieleden, vrienden en kennissen tijdens de kermisdagen bij ons over de vloer gekomen. Het was gewoon vanzelfsprekend. De aantal vlaaien, de koude schotels, de klontjesmik etc. stonden mooi gerangschikt in de kelder te wachten op de grote aanloop. Ook de fluitketel gevuld met water stond op het fornuis en de koffiebonen wachtende in de koffiemolen om gemalen te worden zodat, zodra het bezoek gearriveerd was, binnen niet al te lange tijd een lekker een bakje voor zich hadden staan. Iedereen kwam natuurlijk achterom, want daar was juist kermis. Soms kwamen er ook mensen mee, die wij helemaal niet kenden, die hoorden dan als aanhang weer bij onze kennissen, maar hadden meteen door dat ook zij, welkom waren. Op kermismaandagavond, dat was vaste prik, kwamen altijd onze vroegere buren van de Heibloem, om samen met oos mam en pap kermis te vieren. Ze gingen dan zogenaamd op kroegentocht en dat was altijd hééééél gezellig. Er zijn verhalen te over om te vertellen, bijvoorbeeld over de geitenbok die ze op de terugweg van de tocht waren tegengekomen en dat beest toen als extra gezelschap mee naar ons huis hebben genomen. Ook de geitenbok had toen kermis (ja waarom ook niet?) en heeft mogen genieten van de vlaai, de klontjesmik, de koude schotel en wat alles maar over was. Als dank heeft deze speciale gast toen een mooie vlaai achtergelaten.

Dat de Roggelse Kèrmis gezellig was, blijkt ook uit de volgende tekst.

Want as ’t Roggelse Kèrmis is,
Den zeen wae allemaol neet mis
Zingen ein leedje flink en bliej
Zitte de zörg royaal opzie
Drinken ein glaeske sjumend beer
Want ederein dae haed plezeer,
Rieje èns op de autobaan
Oos kèrmis steit bovenaan.

Roggel, ein dörpke van lol en plezeer, och gae wetj ’t waal,
Biej eeder fiëstje al is ’t ouch klein is der väöl kabaal.
Mer mèt de kèrmis, det is get apaarts, jao ’t is ein feit,
Den zorgtj jonk en aod, riek en erm, diek en dun väörgezelligheid.
Riny