28.9.06

“Det waas waal efkes sjrikke, zèk!”



Bep had eens van Truus Coumans uit Roggel een mooie, chique oude jas geleend. Zij had deze nodig voor een sketch waarin zij moest meespelen in het toen nog bestaande cabaret van Melodia te Roggel. Het was precies de jas die bij haar rol paste. Een jas die weliswaar uit de mode was, maar nog te goed en te mooi om weg te gooien. Om die reden had Truus deze jas ook bewaard. Ze moet wel gedacht hebben “Je weet maar nooit, waar ie nog voor is.” Je kon er aan zien en zelfs voelen, dat ie niet goedkoop was geweest. Truus was er ook altijd heel zuinig mee omgegaan. Maar enfin, Bep mocht die prachtige jas van Truus lenen en heeft hem toen ook gedragen tijdens de cabaretvoorstellingen. Daarna is de mooie, chique oude jas per ongeluk bij ons in de lappenmand terecht gekomen. Ja, zoiets kan natuurlijk altijd gebeuren met een oude jas. Ik had een zwak voor lappenmanden en zat er ook met regelmaat in te graaien. Een van mijn hobby’s was namelijk kleren maken en wat is dan nog leuker als je dat van oude lappen kon doen. En trouwens steeds nieuwe stofjes kopen zat er toen niet aan, dus wat doe je dan? Je gaat opzoek naar oude nog goeduitziend bruikbaar spul want, daar kwamen de prachtigste resultaten uit voort. Voor een habbekrats had je dan bijvoorbeeld een leuke rok of bloes of wat voor kledingstuk dan ook. Het koste meestal alleen een klosje garen, een rits en wat knopen, de rest was puur winst. Tja, en zo kwam ik ook uit bij die bewuste jas, maar natuurlijk niet wetende dat dit de geleende jas van Truus was. Ik zag wel meteen dat het stof van goede kwaliteit was, maar verder had ik niets in de gaten. In een mum van tijd, lag de oude chique jas helemaal uit elkaar en had ik de achter- en voorpanden, de mouwen etc. mooi opgevouwen op de tafel liggen. Toen kwam Bep binnen. Ze kon haar ogen niet geloven …… en riep: “Waat bis se mich noe aan ut doon? Det is de jas van Truus en dae ich nog môt trök bringe. Det waas waal efkes sjrikke, zèk! Wat toen gedaan? Ben met zweet in de handen naar Truus gegaan en heb het haar toen netjes verteld, wat me was gebeurd. Och, zei Truus, dat kan de beste overkomen. Ze heeft er toen heel hartelijk om moeten lachen.

Riny

Welkom in mijn Weblog, tante Fien

Daar is ze dan. Tante Fien van Ome Piet. Leeftijd 90 jaar.
Ze werd geboren te Heythuysen op 25 mei 1916. Toen ze trouwde met oom Piet gingen ze wonen in Haelen, aan de Rijksweg, de latere Napoleonsweg genaamd. In Haelen had tante Fien het goed naar de zin. Maar in Roggel lagen de wortels van ome Piet. Hij ging elke zondag op de fiets en later met de auto, naar Roggel naar de kerk. Doch daar was ook nog een andere reden voor deze tocht. Dat waren de klanten voor zijn handel, dus eten voor ons. Toen wij als kinderen konden fietsen gingen we geregeld mee. Wij gingen dan naar "De Laak" naar opa en oma. En tante Fien moest dikwijls lang wachten met haar zondagse soep.
In Roggel was ook een bongerd, heerlijke appels hingen daar aan de bomen. In 1955 werd er op een gedeelte hiervan een huis gebouwd en we vertrokken naar Roggel. Het had lang geduurd eer de kogel door de kerk was, wat het volgende dilemma opleverde.

In 1953 kwam het moment, dat ik (Anny) naar het vervolgonderwijs moest. Werd het Roermond of werd het Heythuysen waar ik de MULO zou gaan volgen? Er werd voor Heythuysen gekozen, want er zou toch snel verhuisd worden naar Roggel en dan was Heythuysen dichtbij. Dat kwam er dus niet van, maar ik heb altijd genoten van mijn fietstocht van Haelen naar "De Kreppel" in Heyhuysen.

Toen kwam de verhuizing en we kregen een mooie plek om te wonen op de Grote Laak te Roggel in de bongerd. Tante Fien was nog altijd een "Heyterse" en zou nooit een "Roggelse" worden. Ik bleef altijd met mijn roots in Haelen.
Na de dood van ome Piet (augustus 1992) veranderde tante Fien van woonplek en kwam terecht midden in Roggel. Waar ze een zeer aktief leven leidde. Tot op een slechte dag en tante Fien viel met de fiets. De fiets werd opgeruimd. Ze had niets gebroken, maar het werd toch inleveren. Zo begonnen de mankementen te komen, maar Tante Fien krabbelde steeds weer overeind.

Dit jaar in maart opnieuw een storing en toen werd het voor ons kinderen, wat we al langer gedacht hadden, maar geen zekerheid in kregen, want tante Fien was een kei in de omzeilingtechniek geworden, duidelijk, dat ze niet op de goede plek was om onbezorgd verder te leven. Er werd gezocht naar een oplossing voor dit probleem.Ze was inmiddels ook gestopt met zingen, koersballen, kegelen en kienen. Met zwemmen was ze al een tijd eerder opgehouden. "Te omslachtig allemaal" vond ze. Beek en Bos in Heythuysen kwam in beeld. Om alvast te wennen, ging ze twee dagen naar de dagbehandeling. Dat beviel haar wel en ze ontmoette steeds meer kennissen van vroeger.

Nu is ze vanaf 15 september j.l. bewoonster van Beek en Bos (kamer 230) en Tante Fien woont weer in haar dorp waar ze vandaan kwam en altijd hoog hield t.o.v. Roggel. Maar wat zegt tante Fien, nu de eerste hobbels genomen zijn en de rust een beetje terug gekeerd is:"ik zit hier goed, maar mijn hart is in Roggel". Niets zo veranderlijk als een mens, blijkt wel weer.

Anny.


De kamer van mijn moeder in Huize Beek en Bos.

Hier woonde mam tot Kerstmis 1998. Ze beweerde altijd dat ze de mooiste kamer had, met 2 ramen. Ze kon in de richting Roggel, Gieene Driek en door het andere raam richting Horn kijken. Dat kleine raam is nu verdwenen; er heeft een verbouwing plaats gevonden.
Har.

27.9.06

Zeg maar "cheese":


Je zal toch maar muis zijn
op zoek naar voedsel, en dan met een knal
gevangen zitten in een muizenval,
je strekt je lijf, krimpend van de pijn.

Vlak vóór je ligt een stuk kaas
maar daar kun je dus nét niet bij, helaas.


Har.

26.9.06

Muizenangst.


Dat waren er op z’n minst twee van bij ons thuis, die daar last van hadden. Ik, zegt de gek, maar ook oos Mam. Misschien niet te geloven, maar het was wel zo. Omdat we vroeger aan de bosrand woonden, hadden we nogal grote kans op muizenbezoek. Ik weet nog goed, dat mam en ik geregeld op de aanrecht verzeild raken. We sprongen er dan snel op, als we dachten, iets gezien te hebben wat op een muis leek. Ja, springen dat deden we toen nog, nu zou ik er even over moeten nadenken, en dan zou het “springen” waarschijnlijk “kruipen” worden. Het is trouwens ook niet meer nodig, want ik heb al jaren geen muis in huis gezien. En Mam, die heeft zelfs jaren erna, nog laten zien, dat ze “de muizenangst” had overwonnen. Zo ging ze eens babysitten, bij Lei en Nelly. Zij woonden in een nieuwe wijk maar, ze hadden helaas wel last van muizen. De val stond daar standaard met spek of kaas gereed voor de vangst. Lei en Nelly werden er ook niet vrolijk van, een muis in huis te hebben en vonden het prettiger wanneer ze buiten de deur bleven, vandaar. Op een avond, toen Mam bij hun aan het babysitten was, hoorde ze opeens de muizenval dichtklappen. Ze ging kijken, en jawel hoor, er zat eentje in. “Wel zielig”, zal een dierenliefhebber gezegd, maar muizen horen nu eenmaal buiten te blijven. Mam, heel kordaat de dode muis uit de val gehaald en het beestje netjes ten rusten gelegd in een leeg Bluebandkuipje, wat ze tevoren met wc-papier tot een wiegje had omgetoverd. Ze had het muizenkopje en de slanke muizenpootjes mooi, precies zoals het hoorde, boven het zogenaamde lakentje laten uitsteken, alsof het haar kind was. Hoe ze het voor mekaar gekregen heeft, weet ik niet. Ik zou het echt niet gedurfd hebben en eerlijk gezegd, nu ook nog niet. Maar oos mam/oma, de toen al dappere, vlijtige, moedige, fantasierijke babysitter heeft aan haar kinderen en kleinkinderen getoond, dat bang zijn voor muizen, helemaal niet hoeft. Maar ik geloof het nog niet helemaal!

Riny

Netjes opgevoed


Annie en Bep gingen voor de 1e keer babysitten bij Mia en Piet Brummans in Herten. Zij waren met de bus tot Roermond gereden en zouden daarna moeten overstappen naar een andere bus. Maar om hun die rompslomp te besparen had Mia voor een chique taxi gezorgd en die stond al gereed toen zij in Roermond aankwamen. Ze konden dus meteen instappen. Onderwijl ze instapten vroeg Bep nog even beleefd aan de chauffeur: “Zêk meneer de chauffeur, woea môtte wae hiej de veut vaege? “

Riny

Ose Henk met zien vervoertuigen door de jaore haen.


Laatst sprak ik mijn broer Henk en hij vertelde me, dat hij een Honda Scooterje had aangeschaft. Ik vroeg nog wat dat voor een ding was. Ja zei hij, het is iets meer dan een fiets; hij rijdt op benzine en er hoort ook een helm bij. Ik heb de Scooter gezien en vond het een mooi ding. Toen gingen we even terug naar de tijd van toen. “Ja”, ging Henk verder, “ ik weet nog precies de volgorde van mijn aangeschafte voertuigen door de jaren heen.”. Ik heb ze toen meteen opgeschreven. Deze luidde als volgt:
.
1e vervoermiddel was een fiets, zoals ieder van ons thuis een heeft gekregen.
2e was een brommer met V-snaor (REX);
3e was een Kapitein Mobilet;
4e was een Sparta brommer;
5e was een Scooter Bella Zundapp 200 CC;
6e was een oude Vespa 160 CC (Dit was in het jaar waarin hij ging trouwen. Zijn schoonmoeder gaf toen de opmerking: “je had beter een bankstel kunnen kopen”. Maar dat heeft hem er niet van kunnen tegenhouden. Zijn verlangen naar deze Vespa was toen nog net iets groter dan het kopen van een bankstel;
7e was een Susuki 250 CC;
8e was een Honda 350 CC (deze kocht hij net voor zijn trouwdag);
9e was een Honda F1 750CC (nu met zijspan want zijn gezinnetje moest ook meekunnen);
10e was een Honda K3 750 CC (ook met zijspan)
11e was een Goldwing 1000 CC ( ook met zijspan ) in de kleur geel;
12e was een Goldwing 1000 CC ( ook met zijspan) in de kleur rood;

13e is een Honda Scootertje.

Ja, zegt hij lachend: “Zo langzamerhand ga ik terug naar af en kom ik uit bij hetgeen ik toen begonnen ben: “de fiets”.

Riny

23.9.06

Prietpraat uit onze familie

Kleine Bart stapt met twee kersen aan een steeltje naar zijn buurman Victor toe en vraagt: “Victor, mag ik deze in jouw tuin poten?” Hij wurmt de kersen in de aarde en laat de steeltjes er bovenuit steken. Victor zegt: ‘Je moet eerst de kers opeten en dan de pit in de grond stoppen. Bart zegt: “Nee, ik wil geen pittenboom, ik wil een kersenboom”.

Na een lange periode van zomerse hitte, sloeg het weer ineens om. Bep had het zo koud dat ze in de auto de verwarming aanzette. Zoon Bart van 2 ½ zit op de achterbank. Na een tijdje meldt hij klaaglijk: “Mam ich höb ’t hieel werm. Straks as ich thoeês koom, den doon ich mich unne kaaje jas aan.

Dirk van 3 die op de peuterspeelzaal zat, werd op 4 oktober “Wereld dierendag” gevraagd of ze bij hem thuis ook dieren hadden. Hij geeft als antwoord: “Nou, mien mamma haaj ein rooëd poesje en det heet pruumk, mer det is doeêdgegangen. En Karel aug”, zegt hij er meteen achteraan.


Sacha, zag een man lopen met een kaal hoofd. Ze roept: “Heej mama kiek dao, dae ome haed alle haorkes op.”
.
Riny.

6.9.06

Kèrmis


Dat was toch altijd een feest bij ons thuis.
Door de jaren heen zijn veel familieleden, vrienden en kennissen tijdens de kermisdagen bij ons over de vloer gekomen. Het was gewoon vanzelfsprekend. De aantal vlaaien, de koude schotels, de klontjesmik etc. stonden mooi gerangschikt in de kelder te wachten op de grote aanloop. Ook de fluitketel gevuld met water stond op het fornuis en de koffiebonen wachtende in de koffiemolen om gemalen te worden zodat, zodra het bezoek gearriveerd was, binnen niet al te lange tijd een lekker een bakje voor zich hadden staan. Iedereen kwam natuurlijk achterom, want daar was juist kermis. Soms kwamen er ook mensen mee, die wij helemaal niet kenden, die hoorden dan als aanhang weer bij onze kennissen, maar hadden meteen door dat ook zij, welkom waren. Op kermismaandagavond, dat was vaste prik, kwamen altijd onze vroegere buren van de Heibloem, om samen met oos mam en pap kermis te vieren. Ze gingen dan zogenaamd op kroegentocht en dat was altijd hééééél gezellig. Er zijn verhalen te over om te vertellen, bijvoorbeeld over de geitenbok die ze op de terugweg van de tocht waren tegengekomen en dat beest toen als extra gezelschap mee naar ons huis hebben genomen. Ook de geitenbok had toen kermis (ja waarom ook niet?) en heeft mogen genieten van de vlaai, de klontjesmik, de koude schotel en wat alles maar over was. Als dank heeft deze speciale gast toen een mooie vlaai achtergelaten.

Dat de Roggelse Kèrmis gezellig was, blijkt ook uit de volgende tekst.

Want as ’t Roggelse Kèrmis is,
Den zeen wae allemaol neet mis
Zingen ein leedje flink en bliej
Zitte de zörg royaal opzie
Drinken ein glaeske sjumend beer
Want ederein dae haed plezeer,
Rieje èns op de autobaan
Oos kèrmis steit bovenaan.

Roggel, ein dörpke van lol en plezeer, och gae wetj ’t waal,
Biej eeder fiëstje al is ’t ouch klein is der väöl kabaal.
Mer mèt de kèrmis, det is get apaarts, jao ’t is ein feit,
Den zorgtj jonk en aod, riek en erm, diek en dun väörgezelligheid.
Riny

4.9.06

Oos Mam môs aug ins aafvalle!


Mam die reuma had, werd door haar specialist geadviseerd om af te vallen. Van haar werd verwacht dat ze verantwoord at en vooral geen ongezonde zoete tussendoortjes zou nemen. Ze wilde ook alles op alles zetten, om het te doen lukken. Toch, waren er van die periodes dat ze er moeite mee had. Bijvoorbeeld tijdens de sinterklaastijd. Volgens haar, hoorde daar gewoon marsepein bij. En laat zij daar toevallig heel verzot op zijn. Ja, voor marsepein kon je mam, bij wijze van spreken, ’s nachts wakker maken. Maar over het algemeen genomen ging het diëten haar tamelijk goed af, d.w.z. zolang ze maar niets van dat spul onder ogen kreeg. Maar, zeker een keer is ze voor de bijl gegaan, wat eigenlijk ook wel te begrijpen viel. Op de slaapkamer van Annie trof ze namelijk een mandje aan, gevuld met fruit gemaakt van die lekkere marsepein. Annie had dit van haar vriendje cadeau gekregen. Zijzelf was geen liefhebster van dat zoete spul en zodoende stond dat mandje daar maar wat te staan. Telkens als mam Annie’s slaapkamer opkwam zag ze dat mandje weer en staarde er naar. Deze lekkernij moet mam uiteindelijk de ogen uitgestoken hebben en het water uit haar mond doen hebben lopen. Nadat ze voor de zoveelste keer dat lekkers van onder tot boven bekeken had, moet ze wel gedacht hebben: “nou ja, een stukje marsepein zal toch geen kwaad kunnen” en heeft er toen spontaan een hap uitgebeten.
Maar o wee! Wat toen gedaan? Na de zonde komt meestal de spijt, zo ook bij haar. Ze moest zich natuurlijk ook nog verantwoorden tegenover Annie. Maar dat wist ze via een stukje papier op te lossen waarop ze had geschreven: “ich höb ut neet gedaon”, mam. Of Annie dit geloofd heeft, is nog de vraag.
Riny